Afweging artikel 8 en 10 EVRM
Om de publicatie van een stuk of item te verbieden zal de rechter een afweging maken tussen artikel 8 (eerbiediging privéleven) enerzijds en 10 EVRM (persvrijheid) anderzijds. De eiser zal zich op het standpunt stellen dat artikel 8 EVRM in het concrete geval zwaarder dient te wegen dan artikel 10 EVRM. Op grond van artikel 10 lid 2 EVRM kan de persvrijheid worden beperkt wanneer dit “bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen”. De eiser dient dus te bewijzen dat er zowel sprake is van een onrechtmatige daad aan de zijde van de nieuwsbron als dat de beperking van de persvrijheid in dit geval proportioneel en noodzakelijk is in een democratische samenleving.

Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is er geen hiërarchie tussen de genoemde grondrechten. In elk concrete geval zal er een afweging moeten worden gemaakt welk grondrecht dient te prevaleren, rekening houdende met alle omstandigheden van het geval.

Relevante omstandigheden
Uit de Nederlandse rechtspraak vloeit de volgende niet-limitatieve lijst van relevante omstandigheden voort:

  • De verkrijging van de gegevens. Wanneer de gegevens onrechtmatig zijn verkregen, zal dit in het voordeel van de eiser werken. Ook volgt uit de gedragscode van de Raad voor de Journalistiek dat een journalist moet voorkomen dat hij de indruk wekt dat de gegevens op een criminele, danwel onrechtmatige manier zijn verkregen.
  • De aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben. Als de verwachte gevolgen ernstig zijn, heeft de nieuwsbron de verplichting om voldoende onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van de verkregen gegevens. Het belang van de eiser om niet van onwaarheden te worden beschuldigd speelt hier een grote rol.
  • De ernst van de misstand die aan de kaak wordt gesteld bezien vanuit het algemeen/maatschappelijk belang. Indien het een ernstige misstand betreft die de samenleving raakt, zal dit in het voordeel van de nieuwsbron zijn. Een dergelijke publicatie zal over het algemeen niet onrechtmatig zijn, ondanks de (soms ernstige) gevolgen die worden veroorzaakt door de publicatie.
  • De mate van vertrouwelijkheid van de te publiceren informatie. In het geval van zeer vertrouwelijke informatie is dit een indicatie dat publicatie daarvan onrechtmatig is.
  • De actualiteitswaarde en de daarmee samenhangende onderzoeksplicht naar de betrouwbaarheid van de informatie. Op het moment dat het nieuws een hoge actualiteitswaarde heeft, zal het stuk sneller en met minder onderzoek gepubliceerd mogen worden. Relevant is wanneer het feit zich heeft voorgedaan en of het ook op dit moment nog actueel is, bijvoorbeeld doordat er een onderzoek loopt naar de misstand.
  • De mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Hierbij is relevant dat de uitlatingen die enkel zijn gebaseerd op anonieme verklaringen niet voldoende worden onderbouwd. Aanvullend feitenmateriaal zal in beginsel nodig zijn om de uitlatingen te ondersteunen.
  • De totstandkoming en inkleding van de uitlatingen. Relevant is hoe de uitlatingen worden gedaan en in welk format deze worden gepresenteerd aan het publiek.
  • Het gezag dat het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd geniet. Van belang is of het medium bekend staat om haar kwaliteit, neutraliteit etc.
  • De maatschappelijke positie van de betrokken persoon of organisatie. Als de persoon of organisatie een maatschappelijke positie heeft is het aannemelijk dat nieuws omtrent deze persoon of organisatie van maatschappelijk/algemeen belang is.
  • Het aanbieden van hoor en wederhoor. Indien de nieuwsbron de persoon of organisatie waarop het artikel betrekking heeft de gelegenheid heeft geboden om op de beweringen te reageren, dan is dit een indicatie voor rechtmatigheid van de publicatie. Of de persoon of organisatie de mogelijkheid heeft benut om te reageren doet niet ter zake. Wanneer de nieuwsbron de reactie van de partij daarnaast neutraal weergeeft in het artikel of de uitzending, levert dit over het algemeen rechtmatigheid op.
  • Het feit of enkel een platform gegeven is aan een persoon om zijn verhaal te doen en dat duidelijk is dat de nieuwsbron niet zelf de uitlatingen doet. Wanneer een nieuwsbron de mogelijkheid geeft aan iemand om zijn verhaal te doen, zal dit niet snel onrechtmatig zijn. Van belang is dat het voor het publiek dat kennisneemt van de informatie duidelijk is dat de uitlatingen zijn gedaan door een onafhankelijk persoon en niet door de nieuwsbron zelf.
  • Of er zelf naar de publiciteit is gezocht. Heeft de eiser eerst zelf de publiciteit gezocht en staat hij vervolgens niet meer achter zijn verhaal, dan staat hij minder sterk in zijn vordering. Het verhaal is namelijk gepubliceerd met de toestemming van de eiser.

Deze omstandigheden zijn zowel relevant voor het instellen van een juridische actie voordat de publicatie plaatsvindt als na de publicatie.

Mogelijkheden vóór de publicatie
Voor het moment van publicatie kan een verbod op de publicatie worden gevorderd in een kort geding procedure. Indien de rechter dit verbod toewijst, zal hij over het algemeen ook een dwangsom verbinden aan dit verbod, zodat er voor de verliezende partij een extra stok achter de deur is om het vonnis na te komen. Van groot belang is het overleg met de wederpartij omtrent de inhoud van het te publiceren of uit te zenden stuk. Hieronder volgen twee relevante zaken op dit gebied. Hier is duidelijk te zien hoe de bovengenoemde omstandigheden terugkomen in de uitspraken van de rechtbanken.

De Hoge Raad bekrachtigde op 5 oktober 2012 de door het Hof toegewezen verbodsactie. Voor het televisieprogramma “Peter R. de Vries, Misdaadverslaggever” zijn tijdens bezoeken aan een veroordeelde in een Tbs-kliniek opnamen gemaakt met een verborgen camera. In een kort geding werd de uitzending verboden, maar SBS ging toch over tot het uitzenden. De Hoge Raad overwoog dat de uitzending kon worden verboden, omdat de opnamen niet noodzakelijk waren voor de maatschappelijke discussie en dat er geen algemeen/maatschappelijk belang met de uitzending werd gediend. De maatschappelijke onaanvaardbaarheid, zo stelt ook de Raad voor de Journalistiek, staat in beginsel vast, wanneer er opnamen worden gebruikt die met verborgen apparatuur en zonder toestemming of medeweten van de betrokkene zijn gemaakt. De misstanden die aan het licht zouden worden gebracht rechtvaardigen niet de inbreuk op artikel 8 EVRM. Het was in dit geval proportioneel en noodzakelijk om de persvrijheid te beperken.

Op 7 april 2006 wees de rechtbank Maastricht een gevorderd verbod toe. Een krant was voornemens artikelen te publiceren waarvan het aannemelijk was dat die op onwaarheden waren gebaseerd. De rechtbank oordeelde dat er geen maatschappelijk/algemeen belang werd gediend en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de betrouwbaarheid van de verkregen informatie. Daarnaast is het enkele gebruik van anonieme bronnen als basis voor een artikel onvoldoende.

Na de publicatie
Na de publicatie staan er een aantal vorderingen open, te weten verbod en rectificatie (art. 6:167 BW). Een vordering tot schadevergoeding is ook mogelijk, maar hier wordt door de rechter terughoudend mee om gegaan. Ten behoeve van deze vorderingen kan de rechter dwangsommen opleggen. Twee recente uitspraken waarin deze vorderingen centraal stonden zijn de volgende.

Zeer recent, op 26 oktober 2016, wees de rechtbank Midden-Nederland het gevorderde verbod en de rectificatie deels toe. Een van de drie uitzendingen over Zorggroep Alliade was onrechtmatig, omdat de uitlatingen omtrent de beweerdelijke reden van het terugtreden van de bestuurders geen steun vonden in het beschikbare feitenmateriaal en er geen maatschappelijk/algemeen belang mee werd gediend. Bovendien had RTL geen mogelijkheid voor hoor en wederhoor aangeboden. RTL moest de onrechtmatige uitzending van de website verwijderen en een rectificatie op de website plaatsen. Bij de uitzendingen die niet onrechtmatig waren werd juist geoordeeld dat deze wel van maatschappelijk/algemeen belang waren, er hoor en wederhoor was toegepast en dat RTL enkel voormalig werknemers de gelegenheid had geboden om hun verhaal te doen. De beschuldigingen werden dus niet door RTL zelf gedaan, maar door voormalige werknemers.

In een ander recent vonnis van de rechtbank Amsterdam werd op 19 oktober geoordeeld dat de publicaties van het Parool juist niet onrechtmatig waren. Naar aanleiding van een ontploffing van een handgranaat in een kantoorpand in Amsterdam speculeerde het Parool in diverse artikelen over het vastgoedkantoor als het mogelijke doelwit. Achteraf gezien bleek dat het advocatenkantoor te zijn. Doorslaggevend was dat de artikelen voldoende steun vonden in het destijds beschikbare feitenmateriaal.

Conclusie
Tegen een onrechtmatige publicatie kan zowel voor als na de publicatie in rechte op worden getreden. Of de vorderingen kans van slagen hebben, hangt steeds af van de specifieke omstandigheden van het geval. Aangezien er geen hiërarchie is tussen de artikelen 8 en 10 EVRM zal de rechter elke keer weer een afweging moeten maken, waarbij de genoemde omstandigheden van belang zijn.

Vragen?

Voor vragen hierover, neem contact op met een van onze specialisten van team IT, Privacy & Cybersecurity.