We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.
Onze privacyverklaring:
Hieronder kunt u kiezen voor welke doeleinden u cookies op de website van De Clercq wilt toestaan.
We illustreren de valkuil aan de hand van een voorbeeld uit de rechtspraak van de kantonrechter Rotterdam. Wat was het geval?
De werknemer verrichtte als administratief medewerker facturatiewerkzaamheden. Door verdergaande automatisering kwam deze functie te vervallen. Op verzoek van de werknemer ging de werkgever na of de functie Technisch Administratief Medewerker passend zou zijn voor de werknemer. De werkgever twijfelde, maar wilde de werknemer tegemoet komen met een proefherplaatsing. De werkgever gaf de werknemer zes maanden de tijd om zich te bewijzen als Technisch Administratief Medewerker. In de proefperiode hield de werkgever drie beoordelingsgesprekken met de werknemer. Aan het einde van de proefperiode werd de werknemer volledig arbeidsongeschikt. Daarom schoof het afrondende evaluatiegesprek een paar maanden op. In het evaluatiegesprek deelde de werkgever mee dat de proefplaatsing niet geslaagd was. Ondanks de negatieve beoordeling begin juli liet de werkgever de werknemer nog tot medio oktober doorwerken.
Uiteindelijk vroeg de werkgever zeven maanden (!) na het evaluatiegesprek een ontslagvergunning aan bij UWV. UWV wees de aanvraag af, omdat UWV er niet van overtuigd was dat de werknemer niet herplaatst was. Ook de kantonrechter oordeelde vervolgens negatief op het ontbindingsverzoek. De kantonrechter constateerde namelijk dat de werkgever zijn werknemer onvoldoende duidelijkheid had geboden over het functioneren van de werknemer in de beoordelingsgesprekken. Voor de werknemer was in die gesprekken niet duidelijk geworden dat hij onder niveau functioneerde. In elk geval bleek dit niet uit de gespreksverslagen. Evenmin had de werkgever de werknemer ervan op de hoogte gebracht dat de proefplaatsing verlengd zou worden. Ten slotte had de werkgever volgens de kantonrechter niet voortvarend genoeg gehandeld door de werknemer nog maandenlang door te laten werken in een functie die – volgens de werkgever – niet passend zou zijn.
De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst dus niet. De onduidelijkheid en onzekerheid voor de werknemer kwamen hiermee voor rekening van de werkgever. De werkgever was in de valkuil van ‘te zorgvuldig willen zijn’ getrapt.
Heeft u nog vragen, Neemt u dan contact op met Henriëtte van Baalen, Partner, Advocaat & mediator, Arbeid, Medezeggenschap & Mediation.