Deze website gebruikt cookies

We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.

Onze privacyverklaring:

Blogs / 

Het vennootschapsbelang prevaleert boven de nakoming van een aandeelhoudersovereenkomst

Ondernemingsrecht

30 januari 2015

Geschreven door

Sacha Krekel

Blog Image
Het Hof Amsterdam 13 januari 2015 heeft het beroep op een ontslagregeling in een aandeelhoudersovereenkomst verworpen ten behoeve van het vennootschapsbelang. De ontslagregeling die in de aandeelhoudersovereenkomst is opgenomen luidt als volgt: ’’Een besluit tot ontslag van een Bestuurder zal door de AVA uitsluitend kunnen worden genomen met unanimiteit van de stemmen in een vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal vertegenwoordigd is.’’

Hoewel de voorzieningenrechter het verbood om de bestuurder en tevens aandeelhouder te ontslaan, oordeelde het Hof dat deze bestuurder wel degelijk mag worden ontslagen. De derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid zoals omschreven in artikel 2:8 lid 2 BW maakt het mogelijk om deze ontslagregeling terzijde te schuiven ten behoeve van het vennootschapsbelang. Wat er moet worden verstaan onder het belang van de vennootschap, kan volgens het Hof worden afgeleid uit de gedachte achter artikel 2:244 BW. Er moet worden voorkomen dat de vennootschap in een impasse terecht komt als gevolg van ‘‘het handhaven van een bestuurder tegen de wens van aandeelhouders in die tezamen meer dan twee derden van de uitgebrachte stemmen en meer dan de helft van het kapitaal vertegenwoordigen.’’

Hoewel de voorzieningenrechter het verbood om de bestuurder en tevens aandeelhouder te ontslaan, oordeelde het Hof dat deze bestuurder wel degelijk mag worden ontslagen. De derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid zoals omschreven in artikel 2:8 lid 2 BW maakt het mogelijk om deze ontslagregeling terzijde te schuiven ten behoeve van het vennootschapsbelang. Wat er moet worden verstaan onder het belang van de vennootschap, kan volgens het Hof worden afgeleid uit de gedachte achter artikel 2:244 BW. Er moet worden voorkomen dat de vennootschap in een impasse terecht komt als gevolg van ‘‘het handhaven van een bestuurder tegen de wens van aandeelhouders in die tezamen meer dan twee derden van de uitgebrachte stemmen en meer dan de helft van het kapitaal vertegenwoordigen.’’

Vragen?

Heeft u vragen over deze casus, neemt u dan contact op met ons team Ondernemingsrecht.