We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.
Onze privacyverklaring:
Hieronder kunt u kiezen voor welke doeleinden u cookies op de website van De Clercq wilt toestaan.
Dat is uiteraard een open deur: de kracht van franchising is juist dat er sprake is van een gemeenschappelijk zakelijk concept (de formule). Dezelfde producten en/of diensten in een formule zijn dan ook een fundament te noemen van franchising. Indien en voor zover de door de franchisegever voorgeschreven producten en/of diensten deugdelijk zijn, dan is er uiteraard weinig te klagen door de franchisenemer. Als immers de klanten tevreden zijn, dan is de franchisenemer doorgaans ook tevreden. Wat nu echter als de voorgeschreven producten en/of diensten helemaal niet deugdelijk zijn en de klanten klagen daarover? Kan de franchisenemer zich dan verschuilen achter de franchisegever, of toch niet?
Kort geleden heeft het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (LJN: BW5340) zich over dergelijke materie uitgelaten. De kwestie betrof een franchiseformule waarbij aan consumenten beleggingshypotheken werden verstrekt. Een franchisenemer van deze franchiseformule had aan een aantal consumenten dergelijke beleggingshypotheken verkocht. Voorafgaand had de franchisenemer informatie en brochures verstrekt die hij – op zijn eigen beurt – van de franchisegever had verkregen. Achteraf bleek echter dat er diverse – essentiële – zaken onjuist, dan wel onvolledig, waren weergegeven in de brochures. De ontevreden consumenten klopten vervolgens aan bij de betreffende franchisenemer en eisten een vergoeding voor de door hun geleden schade. Die franchisenemer verweerde zich, onder andere, door te stellen dat hij geen nader onderzoek had gedaan naar de juistheid van de informatie die hij van zijn franchisegever had gekregen. Dat hoefde de franchisenemer in zijn optiek ook niet te doen, want hij zou enkel de ‘postbode’ van zijn franchisegever zijn. De franchisenemer vond dan ook niet dat hij aansprakelijk zou zijn voor de (on)deugdelijkheid van de hypotheken.
Het Gerechtshof wijst echter (indirect) op een ander fundament van franchising, te weten dat er bij franchising sprake is van twee economisch en juridisch zelfstandige entiteiten, te weten de franchisegever en –nemer. Een franchisenemer kan zich in beginsel derhalve dan ook niet verschuilen achter de franchisegever richting zijn klanten. Te meer omdat de franchisenemer in dit geval een “onmisbare rol” had gespeeld bij de verkoop van de hypotheken. Door geen onderzoek te doen naar de producten die hij verkocht, heeft de franchisenemer onzorgvuldig gehandeld jegens zijn klanten.
Kortom, van een franchisenemer mag verwacht worden dat hij, terzake de voorgeschreven ‘formule’ producten en/of diensten, ook zelfstandig beoordeelt of deze producten en/of diensten deugdelijk zijn. Bij klachten daarover zal hij in beginsel zelf het aanspreekpunt zijn van zijn klanten en dus niet kunnen doorverwijzen naar de franchisegever.
Heeft u vragen over het franchiserecht, neemt u dan contact op met Menno de Wijs, advocaat.