Deze website gebruikt cookies

We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.

Onze privacyverklaring:

Blogs / 

Arbitraal vonnis is niet gemakkelijk aan te tasten door de civiele rechter

Ondernemingsrecht

17 juni 2013

Geschreven door

Menno de Wijs

Blog Image
In menig franchiseovereenkomst is een zogenaamd arbitragebeding te vinden. Dat beding houdt in dat partijen afspreken om, in het geval van een juridisch geschil, zich niet te wenden tot de civiele overheidsrechter, maar tot één (of meer) arbiters om het gerezen geschil te kunnen beslechten. De arbiter is feitelijk een soort ‘particuliere’ rechter die een arbitraal vonnis kan wijzen waaraan partijen gebonden zijn.

Voor- en nadelen

Arbitrage kent voordelen boven de civiele rechtspraak. Zo hebben partijen – bijvoorbeeld – de mogelijkheid om een specifieke persoon te vragen om als arbiter op te treden. Op die wijze kan er zorg voor worden gedragen dat iemand met bepaalde kennis en expertise zich over de zaak buigt. Bij de civiele rechter is het (nog) niet mogelijk om een bepaalde rechter te vragen om de zaak te doen. Partijen moeten ‘maar’ afwachten welke rechter zij krijgen tijdens de procedure. Ook wordt arbitrage doorgaans als informeler en laagdrempeliger beschouwd door partijen. Arbitrage kent echter ook nadelen. Zo dient het honorarium (loon) van een arbiter betaald te worden door de partijen zelf, terwijl de civiele rechter in loondienst is van de overheid. Partijen hoeven bij de civiele rechter dan ook alleen griffierecht te betalen voor de behandeling van de zaak maar geen honorarium. Daarbij kan een arbiter wel zeer kundig zijn op een bepaald gebied, maar geen (of weinig) ervaring hebben met rechtspreken.

Geen hoger beroep

Ook is er – in tegenstelling tot een rechtsgang bij de civiele rechter – geen hoger beroep mogelijk in het geval van arbitrage, tenzij partijen dat uitdrukkelijk hebben afgesproken. Is hoger beroep dus niet uitdrukkelijk overeengekomen, dan is het arbitrale vonnis het eindstation voor partijen. Een partij die in dat geval geconfronteerd wordt met een arbitraal vonnis dat hem totaal niet zint, kan daartegen weinig  ondernemen. Deze partij kan nog wel overwegen om het arbitrale vonnis voor te leggen aan de civiele rechter en vragen om het vonnis te vernietigen.

Terughoudendheid van rechtbank

Uit vaste rechtspraak blijkt echter dat de civiele rechter zich daarbij zeer terughoudend opstelt en niet snel een arbitraal vonnis zal vernietigen. Zo ook in een recente rechtszaak (LJN: CA1587) waarbij de franchisegever tevergeefs aan de rechtbank te Den Bosch vroeg om een arbitraal vonnis partieel te vernietigen. Uit de overwegingen van de rechtbank is duidelijk de terughoudendheid te lezen. De franchisegever diende zich dan ook neer te leggen bij het arbitrale vonnis. Voorgaande toont te meer aan dat de nodige aandacht moet worden besteed aan het al dan niet opnemen van een arbitragebeding  in een franchiseovereenkomst.

Vragen?

Heeft u vragen over arbitrage,  Menno de Wijs, advocaat. ondernemingsrecht.