We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.
Onze privacyverklaring:
Hieronder kunt u kiezen voor welke doeleinden u cookies op de website van De Clercq wilt toestaan.
Arbitrage kent voordelen boven de civiele rechtspraak. Zo hebben partijen – bijvoorbeeld – de mogelijkheid om een specifieke persoon te vragen om als arbiter op te treden. Op die wijze kan er zorg voor worden gedragen dat iemand met bepaalde kennis en expertise zich over de zaak buigt. Bij de civiele rechter is het (nog) niet mogelijk om een bepaalde rechter te vragen om de zaak te doen. Partijen moeten ‘maar’ afwachten welke rechter zij krijgen tijdens de procedure. Ook wordt arbitrage doorgaans als informeler en laagdrempeliger beschouwd door partijen. Arbitrage kent echter ook nadelen. Zo dient het honorarium (loon) van een arbiter betaald te worden door de partijen zelf, terwijl de civiele rechter in loondienst is van de overheid. Partijen hoeven bij de civiele rechter dan ook alleen griffierecht te betalen voor de behandeling van de zaak maar geen honorarium. Daarbij kan een arbiter wel zeer kundig zijn op een bepaald gebied, maar geen (of weinig) ervaring hebben met rechtspreken.
Ook is er – in tegenstelling tot een rechtsgang bij de civiele rechter – geen hoger beroep mogelijk in het geval van arbitrage, tenzij partijen dat uitdrukkelijk hebben afgesproken. Is hoger beroep dus niet uitdrukkelijk overeengekomen, dan is het arbitrale vonnis het eindstation voor partijen. Een partij die in dat geval geconfronteerd wordt met een arbitraal vonnis dat hem totaal niet zint, kan daartegen weinig ondernemen. Deze partij kan nog wel overwegen om het arbitrale vonnis voor te leggen aan de civiele rechter en vragen om het vonnis te vernietigen.
Uit vaste rechtspraak blijkt echter dat de civiele rechter zich daarbij zeer terughoudend opstelt en niet snel een arbitraal vonnis zal vernietigen. Zo ook in een recente rechtszaak (LJN: CA1587) waarbij de franchisegever tevergeefs aan de rechtbank te Den Bosch vroeg om een arbitraal vonnis partieel te vernietigen. Uit de overwegingen van de rechtbank is duidelijk de terughoudendheid te lezen. De franchisegever diende zich dan ook neer te leggen bij het arbitrale vonnis. Voorgaande toont te meer aan dat de nodige aandacht moet worden besteed aan het al dan niet opnemen van een arbitragebeding in een franchiseovereenkomst.
Heeft u vragen over arbitrage, Menno de Wijs, advocaat. ondernemingsrecht.