Deze website gebruikt cookies

We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.

Onze privacyverklaring:

Blogs / 

Franchisegevers en retailers opgelet: winkelinterieur kan ook een merk zijn

Ondernemingsrecht

12 juli 2014

Geschreven door

Menno de Wijs

Blog Image
Als franchisegever probeer je je franchiseformule zo veel mogelijk te beschermen tegen inbreuken van anderen. Denk daarbij aan inbreuken op het woord- en beeldmerk en de (handels)naam van de franchisegever. Dat de franchisegever haar intellectueel eigendom zal willen beschermen is begrijpelijk, want als er veel tijd en geld is gestoken in de ontwikkeling en uitrol van een succesvolle formule, dan is het vervelend als derden, op een oneerlijke manier, meeliften op dat succes. Ook moet er uiteraard voor gewaakt worden dat consumenten ten onrechte de goederen of diensten van de concurrent verwarren met die van de franchisegever.

Het deponeren van het woord- en beeldmerk van de franchisegever bij een merkdepot is één van de mogelijkheden om de intellectuele eigendomsrechten van de formule te beschermen. Onlangs heeft het Europese Hof van Justitie bepaald (lees het arrest hier) dat ook een winkelinterieur in bepaalde gevallen als merk kan worden aangemerkt en (dus) via een merkdepot kan worden beschermd. Aldus het Hof is de voorstelling van een inrichting van een verkoopruimte, bestaande uit een geheel van lijnen, contouren en vormen, geschikt om als merk te dienen. Wel kan een winkelinrichting alleen als merk dienen als de inrichting significant afwijkt van hetgeen gangbaar is in de betreffende branche. Er moet derhalve sprake zijn van een interieur met een onderscheidend vermogen.

Kan het interieur dat gebruikt wordt binnen een franchiseformule op deze wijze aanvullend worden beschermd, dan heeft de franchisegever dus de mogelijkheid om gemakkelijker op te treden tegen concurrenten die gebruik willen maken van een gelijk(soortig) interieur bij hun exploitatie. Dit biedt dus kansen voor franchisegevers, hoewel uit het arrest van het Europese Hof en eerdere jurisprudentie terzake van ‘normale’ woord- en beeldmerken wel duidelijk is dat slechts in zeer bijzondere gevallen een winkelinterieur voor merkenrechtelijke bescherming in aanmerking zal komen. Is er echter sprake van een duidelijk en onderscheidend interieur binnen de formule, dan is een inventarisatie van de mogelijkheden op dat punt zeker aan te raden.

Vragen?

Heeft u vragen over franchiseformules, neemt u dan contact op met Menno de Wijs