Deze website gebruikt cookies

We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.

Onze privacyverklaring:

Blogs / 

To fee or not to fee, that is the question…

Ondernemingsrecht

31 augustus 2014

Geschreven door

Menno de Wijs

Blog Image
Voor de deelname aan een franchiseformule zal een franchisenemer doorgaans een vergoeding voldoen aan de franchisegever. Dit wordt franchise fee genoemd. Dergelijke fee kan als bedrijfskosten worden opgevoerd bij de Belastingdienst, waarmee het in mindering kan komen op de door de franchisenemer behaalde winst. Er hoeft daardoor – hopelijk – minder belasting voldaan te worden door de franchisenemer.

Eén van de voorwaarden is wel dat het duidelijk moet zijn dat de franchise fee ook ten goede is gekomen aan de onderneming. In een opmerkelijke zaak bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken van Belastingzaken Aruba e.a. (lees de beschikking hier) was sprake van een ondernemer te St. Maarten die sinds 2004 een restaurant onder een bepaalde naam exploiteerde. De ondernemer stelde franchisenemer te zijn van een franchiseformule met dezelfde naam als zijn restaurant. In het kader daarvan had hij in de jaren 2005, 2006 en 2007 – naar eigen zegge – franchise fee voldaan ten bedrage van $ 48.000, $ 128.000 en $ 128.000. De ondernemer wilde de fee ten laste brengen van de winst bij het invullen van zijn belastingaangifte.

De Belastinginspecteur vertrouwde het zaakje kennelijk niet, wellicht omdat de franchiseformule hem niet bekend voorkwam of omdat de franchisegever gevestigd zou zijn op het eiland(je) Nevis. Er was in de Verenigde Staten sprake van een formule met dezelfde naam, maar dat betrof kennelijk iets anders. Ook kwam het de Belastinginspecteur vreemd over dat de ondernemer eerst in 2005 fee verschuldigd zou zijn geweest, terwijl het restaurant in 2004 was gestart. Betalingsbewijzen konden niet worden overgelegd. Een franchiseovereenkomst uit begin 2006 werd weliswaar overhandigd, maar daarmee hield het qua documentatie ook op. Nu de Belastinginspecteur niet kon vaststellen dat de fee ten goede was gekomen aan de onderneming werd de door de ondernemer opgegeven winst gecorrigeerd en hem een nieuwe aanslag opgelegd.

De ondernemer maakte hiertegen bezwaar bij de Raad van Beroep. Deze is het eens met de Belastinginspecteur dat het, in ieder geval, opmerkelijk is dat de ondernemer op geen enkele manier kan aantonen dat hij de opgegeven franchise fee ook daadwerkelijk betaald heeft aan de (gestelde) franchisegever. Als uitgangspunt stelt de Raad van Beroep vast dat franchise fee slechts tot de kosten van de onderneming kunnen worden gerekend, indien de ondernemer aannemelijk maakt dat die uitgaven ten behoeve van de onderneming zijn gedaan. Nu daar niet van is gebleken, en niet blijkt wat de tegenprestatie zou zijn geweest voor de fee, kan de ondernemer de (gestelde) franchise fee niet in mindering brengen en blijft de door de Belastinginspecteur gecorrigeerde belastingaanslag in stand. De hoogste tijd voor de betreffende ondernemer dus om zich aan te sluiten bij een echte franchiseformule…

Heeft u vragen over deze casus, neemt u dan contact op met Menno de wijs.