We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.
Onze privacyverklaring:
Hieronder kunt u kiezen voor welke doeleinden u cookies op de website van De Clercq wilt toestaan.
Na grote schandalen in de semi-publieke sector zoals Rochedale en Mevita en exorbitante beloningen in de top van het bedrijfsleven is men zich de afgelopen jaren steeds meer het belang van goed bestuur en toezicht, good governance, gaan realiseren.
Wil een (onafhankelijke) toezichthouder/commissaris zijn werk goed kunnen doen, dan is het belangrijk dat hij zich breed en door verschillende betrokkenen, dus niet alleen door de bestuurder maar ook door de OR, laat informeren. In de WOR is over het overleg tussen de OR en de toezichthouder niet veel geregeld. Naast de WOR bevat echter ook het Burgerlijk Wetboek een aantal bepalingen die zien op deze belangrijke relatie. Tot slot zijn er nog de verschillende governance codes die regelen dat bij het toezichthoudend orgaan aandacht moet zijn voor de relatie met de medezeggenschap. In dit blog hebben wij een aantal aandachtspunten voor de relatie RvC/OR op een rij gezet.
De OR, de bestuurder en de toezichthouder zijn vanwege hun taak nauw met elkaar verbonden. Als de partijen binnen deze zogenaamde ‘gouden driehoek’ elkaar goed weten te vinden en alle betrokkenen zich bewust zijn van ieders rol en verantwoordelijkheid, deze respecteren en benutten komt dit de onderlinge samenwerking en daarmee de besluitvorming ten goede. Dit is in het belang van de continuïteit van de onderneming en de medewerkers.
Over governance en de relatie tussen de OR en de toezichthouder is in de WOR niet veel geregeld. Op grond van artikel 16 lid 1 WOR in samenhang met artikel 24 lid 2 WOR kan de OR een of meer toezichthouders uitnodigen in de OR-vergadering of in een overlegvergadering. De toezichthouders zijn echter niet steeds verplicht om te komen. Dus dat gebeurt ook vaak niet.
Er is wel sprake van een verschijningsverplichting voor (een delegatie vanuit) de toezichthouder als sprake is van:
Daarnaast heeft de OR op grond van art. 30 WOR een adviesrecht ten aanzien van de benoeming of het ontslag van een bestuurder van de onderneming. Dit adviesrecht is in de praktijk een minder sterk recht dan het adviesrecht op grond van art. 25 WOR, omdat hier de opschortingstermijn van één maand van art. 25 lid 6 WOR niet geldt en er ook geen sprake is van een beroepsrecht op grond van art. 26 WOR. Als er een besluit is genomen zonder de OR om advies te vragen of als de procedure niet juist is verlopen, kan de OR wel naleving van de WOR vorderen op grond van art. 36 WOR (de algemene geschillenregeling). Het is echter de vraag of een rechter in een dergelijke procedure een reeds ontslagen bestuurder weer in zijn functie zal herstellen of een reeds benoemde bestuurder zal ontslaan. In feite zou er dan immers toch sprake zijn van een beroepsrecht terwijl het nu juist de bedoeling van de wetgever was dit uit te sluiten.
Zeker bij grotere structuurvennootschappen, waarbij de RvC de bestuurder benoemt, schorst en ontslaat is het noodzakelijk dat RvC en OR in dergelijke gevoelige kwesties goede afspraken maken over de bij deze ondernemingen verzwaarde samenwerking van deze wettelijk geregelde organen.
In boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de wat in de literatuur wel de zogenaamde ‘vennootschapsrechtelijke’ medezeggenschap geregeld.
Algemene bevoegdheden
Allereerst staan in boek 2 BW een aantal algemene bepalingen die ook betrekking kunnen hebben op de OR. De bepaling, dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken zich als zodanig jegens elkander dienen te gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd (art. 2:8 BW) ziet ook op de OR. Een ook de OR is bevoegd om een beluit van een orgaan of van een rechtspersoon te vernietigen wegens strijd met de wettelijke of statutaire bepalingen of de redelijkheid en billijkheid. (art. 2:15 BW)
In het kader van dit blog zijn daarnaast de navolgende onderwerpen van belang.
De OR is bevoegd om voorafgaand aan en tijdens een algemene vergadering van aandeelhouders (ava) zijn standpunt kenbaar ten maken ten aanzien van besluiten die zien op:
Een vennootschap is in beginsel niet verplicht een RvC te hebben. Dat is anders bij een structuurvennootschap. Van een structuurvennootschap (meestal een grote N.V.) is sprake als drie jaar achtereenvolgende jaren is voldaan aan de volgende vereisten:
Het belangrijkste verschil tussen een gewone N.V. en een structuurvennootschap is de verplichte aanstelling van een RvC. Deze RvC heeft bij een structuurvennootschap meer macht dan bij een gewone vennootschap omdat hij naast een toezichthoudende functie ook de bestuurder benoemt, schorst en ontslaat. Dit dient onder meer te zorgen voor een betere balans tussen de belangen van werknemers ten opzichte van die van de aandeelhouders. Onder omstandigheden kan ook gekozen worden voor een verzwakt structuurregime. Dit zal met name gelden voor bijvoorbeeld internationale concerns waar het merendeel van de werknemers in het buitenland werkt.
De OR heeft een adviesrecht ten aanzien van zowel een voorgenomen besluit dat ziet op het instellen van een RvC op grond van de structuurregeling als een voorgenomen besluit dat ziet op de keuze voor het verzwakt structuurregime.
Om het contact tussen de OR en de RvC laagdrempeliger en gemakkelijker te laten verlopen en de invloed van de OR op de strategie van het bedrijf te vergroten, kan de OR in een aantal gevallen één of meerdere kandidaten voordragen voor de RvC. Zo heeft de OR van een structuurvennootschap een zogenaamd ‘versterkt’ voordrachtsrecht voor de benoeming van één derde van de RvC. (art. 2:268 lid 6 BW)
Daarnaast kan de OR op grond van de statuten de bevoegdheid krijgen om een lid van de RvC te benoemen of kunnen hierover afspraken worden gemaakt in een zogenaamd(e) convenant/ondernemingsovereenkomst in de zin van art. 32 WOR.
Een dergelijke commissaris wordt wel voordrachtscommissaris/werknemerscommissaris genoemd. Deze commissaris zit er niet om specifiek de belangen van de OR te behartigen. Hij/zij is uiteraard, net als zijn collega commissarissen, zonder enige last of ruggespraak collegiaal lid van de RvC. Hij/zij heeft echter meer of laagdrempeliger informeel contact met de OR en heeft veelal HR en medezeggenschap in zijn/haar portefeuille. De verbinding tussen dit RvC-lid end e OR lukt echter alleen als beide partijen hier het belang van inzien en bereid zijn daarin te investeren.
Voor het profiel van een commissaris zijn onder meer de volgende aspecten van belang:
In de wet is echter noch in de WOR noch in boek 2 BW geregeld hoe de relatie tussen de toezichthouder en de OR in het kader van goed bestuur en toezicht vorm moet worden gegeven. Principes en best practise bepalingen die zich richten op goed bestuur en toezicht en de rol van de medezeggenschap daarbij zijn wel opgenomen in verschillende branchespecifieke governance codes of gedragscodes, zoals de Nederlandse Corporate Governance Code2016 die zich specifiek richt op de governance van beursgenoteerde vennootschappen.
U ziet dat er inmiddels op papier veel geregeld is over de (interne) toezichthoudende rol van de medezeggenschap en zijn relatie met de andere toezichthouder, de RvC. In de praktijk komt deze samenwerking niet altijd goed van de grond. Dit belangrijke onderwerp is dan ook niet voor niets een van de speerpunten van de SER. Zo is de Alliantie Medezeggenschap en Governance (AMG) opgericht met als doel om de samenwerking van bestuur, toezicht en medezeggenschap te versterken. Op deze website vindt u nadere informatie, interessante artikelen, tips en voorbeelden over dit onderwerp.
U ziet dat er inmiddels op papier veel geregeld is over de (interne) toezichthoudende rol van de medezeggenschap en zijn relatie met de andere toezichthouder, de RvC. In de praktijk komt deze samenwerking niet altijd goed van de grond. Dit belangrijke onderwerp is dan ook niet voor niets een van de speerpunten van de SER. Zo is de Alliantie Medezeggenschap en Governance (AMG) opgericht met als doel om de samenwerking van bestuur, toezicht en medezeggenschap te versterken. Op deze website vindt u nadere informatie, interessante artikelen, tips en voorbeelden over dit onderwerp.
Informele kennismaking OR met RvC
Afspraken tussen RvC over het onderling overleg
Overleg OR met de RvC, zonder dat de bestuurder daarbij aanwezig is (uiteraard wel in overleg met de bestuurder zodat hij zich niet gepasseerd hoeft te voelen)
(delegatie vanuit de) RvC aanwezig bij de overlegvergaderingen
Benen op tafel gesprek
Een onverplicht aanbevelingsrecht van de OR
De ‘gouden driehoek’ wordt niet voor niets zo genoemd. Als het inhoudelijk overleg tussen de betrokken partners (OR, bestuurder en de RvC) goed functioneert is dat goed voor de organisatie als geheel. In de huidige tijd vinden wij het belangrijk dat toezicht houden ook nadrukkelijk ziet op de waarden, cultuur en gedrag: als onderwerp van het toezicht, maar ook als richtlijn voor het eigen functioneren van de raad. De onafhankelijke positie van het toezichthoudend orgaan wordt versterkt, als deze zich laat informeren uit verschillende hoeken van de organisatie. Aldus komen er betere besluiten tot stand omdat hierin meer informatie vanuit meerdere gezichtspunten wordt meegenomen, wat ook het draagvlak voor de besluiten vergroot. Een open cultuur tussen de Raad van commissarissen en de OR voorkomt tenslotte schandalen veroorzaakt door onjuist gedrag van bestuurders, waarmee wij dit blog begonnen.
De ‘gouden driehoek’ wordt niet voor niets zo genoemd. Als het inhoudelijk overleg tussen de betrokken partners (OR, bestuurder en de RvC) goed functioneert is dat goed voor de organisatie als geheel. In de huidige tijd vinden wij het belangrijk dat toezicht houden ook nadrukkelijk ziet op de waarden, cultuur en gedrag: als onderwerp van het toezicht, maar ook als richtlijn voor het eigen functioneren van de raad. De onafhankelijke positie van het toezichthoudend orgaan wordt versterkt, als deze zich laat informeren uit verschillende hoeken van de organisatie. Aldus komen er betere besluiten tot stand omdat hierin meer informatie vanuit meerdere gezichtspunten wordt meegenomen, wat ook het draagvlak voor de besluiten vergroot. Een open cultuur tussen de Raad van commissarissen en de OR voorkomt tenslotte schandalen veroorzaakt door onjuist gedrag van bestuurders, waarmee wij dit blog begonnen.