We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.
Onze privacyverklaring:
Hieronder kunt u kiezen voor welke doeleinden u cookies op de website van De Clercq wilt toestaan.
Het betrof hier een werknemer die eerst vanaf september 2006 op basis van detachering werkzaamheden had verricht voor werkgever. Aansluitend was de werknemer vanaf 1 juni 2010 in dienst getreden bij werkgever. Toen een jaar later bleek dat partijen niet langer op vruchtbare wijze konden samenwerken, werd de kantonrechter verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst uit te spreken. Vervolgens kwam de vraag aan de orde hoe hoog de vergoeding zou moeten zijn. Gewoonlijk wordt hiervoor de kantonrechtersformule toegepast, die uitgaat van het aantal gewogen dienstjaren vermenigvuldigd met het bruto maandsalaris. De kantonrechter achtte de feitelijke situatie hier doorslaggevend en niet de duur van de arbeidsovereenkomst. Daarom kende de kantonrechter een vergoeding toe niet op basis van 1 dienstjaar, maar op basis van 5 dienstjaren.
Hoewel er geen zekerheid over te geven is, had de werkgever wellicht kunnen voorkomen dat hij een hogere vergoeding moet betalen. In de overwegingen van de arbeidsovereenkomst had hij kunnen opnemen dat voor het berekenen van de anciënniteit zou worden uitgegaan van de datum indiensttreding en niet van de datum waarop de detachering was aangevangen.
Heeft u vragen over de dienstjaren bij detachering, neemt u dan contact op met ons team Arbeid, Medezeggenschap & Mediation.