We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.
Onze privacyverklaring:
Hieronder kunt u kiezen voor welke doeleinden u cookies op de website van De Clercq wilt toestaan.
In een recente uitspraak (van 3 augustus 2022) heeft de Raad van State nog eens in heldere termen uit de doeken gedaan hoe de rechter beslissingen van gemeenten tot aanwijzing van panden als monument moet toetsen. Het komt er op neer dat gemeenten veel vrijheid hebben om een object al dan niet tot monument te maken. Ze hebben in feite dubbele vrijheid: allereerst de (beoordelings-)vrijheid om te bepalen of een pand monumentwaardig is, vervolgens de (beleids-)vrijheid om te bepalen of het monumentwaardige pand dan ook als monument moet worden aangewezen. Zo’n aanwijzing kan bijvoorbeeld onwenselijk zijn wanneer daardoor een onevenredig nadeel voor de eigenaar zou ontstaan.
De gemeente moet ook een eventuele waardedaling van het pand in de belangenafweging betrekken, maar niet elk financieel nadeel is bij voorbaat onaanvaardbaar. Het pure feit dat door de aanwijzing van een pand als monument de waarde van dat pand vermindert, is in het algemeen niet voldoende; er moet sprake zijn van een onevenredig financieel nadeel voor de eigenaar. Pas dan ontstaat een situatie waarin de gemeente in redelijkheid niet tot aanwijzing had kunnen overgaan.
Kortom: gemeenten hebben veel vrijheid, maar die vrijheid is niet onbeperkt.
Heeft u verder nog vragen? Neem dan contact op met Arjen van Rijn, advocaat Vastgoed, Overheid & Notariaat.