Een inschrijver verwijt een beoordelingscommissie dat zij buiten het vooraf vastgestelde beoordelingskader is getreden door de ‘meerwaarde’ van zijn voorstel niet te waarderen. Interessant detail: het ging hier om een niet-aanbestedingsplichtige opdracht. Deel 2 van de Aanbestedingswet is dan niet van toepassing. Wat geldt wél?
Aangezien het gaat om een niet-aanbestedingsplichtige opdracht die door een gemeente in de markt wordt gezet, overweegt de rechter dat twee uitgangspunten essentieel zijn: (i) de redelijkheid en billijkheid en (ii) de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Deze twee uitgangspunten brengen mee dat de gemeente:
De rechter verwoordt mooi het verschil tussen het kader bij reguliere aanbestedingen en niet-aanbestedingsplichige opdrachten:
“Dit toetsingskader komt nagenoeg overeen met het toetsingskader dat geldt bij beoordeling van inschrijvingen in aanbestedingszaken. Het verschil is echter dat het toetsingskader geen uitvloeisel is van de aanbestedingsregels en de aanbestedingsrechtelijke beginselen, maar van de eisen van redelijkheid en billijkheid en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.“
Kortom: ook buiten aanbestedingsprocedures moet een gemeente zorgvuldig handelen en helder motiveren waarom voorstellen wél of niet worden gehonoreerd. Iedere afwijking van het aangekondigde kader of onduidelijke motivering kan aanleiding geven voor herbeoordeling of zelfs intrekking van de procedure.
Je leest hier de hele uitspraak.
Neem voor vragen contact op met Menno de Wijs, Advocaat aanbestedingsrecht.
Wilt u elke maand een overzicht van updates en blogs in uw mailbox? Schrijf u dan in voor onze nieuwsbrief!