Blogs / 

Monddoodclausules in het bestuurs- en privaatrecht: wanneer (on)toelaatbaar?

Vastgoed & Overheid

22 september 2025

Geschreven door

Cindy Koningferander

Blog Image

Het recht om bezwaar en beroep in te stellen wordt beschouwd als een recht van openbare orde. Daarvan kan in beginsel geen afstand worden gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Slechts onder bijzondere omstandigheden is hiervan een uitzondering mogelijk. 

Toch worden in privaatrechtelijke overeenkomsten regelmatig bedingen opgenomen waarin een partij zich verplicht geen publiekrechtelijke rechtsmiddelen, zoals het indienen van een zienswijze, bezwaar of beroep, aan te wenden tegen besluiten van een overheidsinstantie, zoals een omgevingsvergunning of een bestemmingsplan. Dergelijke bedingen worden ook wel ‘monddoodclausules’ genoemd.

In deze blog wordt uiteengezet wat een monddoodclausule is, wanneer een dergelijke clausule (on)toelaatbaar is, en onder welke voorwaarden deze wel rechtsgeldig kan zijn. Daarbij wordt onder meer ingegaan op de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 22 juli 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020:2863), waarin duidelijk wordt hoe problematisch monddoodclausules in de praktijk kunnen zijn als die niet goed is opgesteld.

Wat is een monddoodclausule en waarom kan dit problematisch zijn?

Een monddoodclausule is een beding in een overeenkomst waarbij een partij afstand doet van het recht om bezwaar te maken of beroep aan te tekenen of anderszins bestuursrechtelijke middelen in te zetten tegen een bepaald project, bijvoorbeeld een bouwplan of andere activiteiten op een nabijgelegen perceel. 

Partijen zijn bij het aangaan van een overeenkomst in beginsel vrij om te bepalen met wie zij contracteren en welke inhoud en vorm de overeenkomst heeft. Dit uitgangspunt wordt aangeduid als contractsvrijheid. Deze contractsvrijheid is echter niet absoluut. Artikel 3:40 BW bepaalt namelijk dat een rechtshandeling nietig is, indien de inhoud of strekking ervan in strijd is met de goede zeden of de openbare orde of een dwingende wetsbepaling. Daarnaast waarborgen artikel 17 Grondwet, artikel 6 EVRM en artikel 14 BUPO het recht op rechtsbescherming en toegang tot de rechter. 

Wanneer een monddoodclausule te algemeen geformuleerd is, geen looptijd bevat en van toepassing is op rechtsopvolgers, kan sprake zijn van een ontoelaatbare beperking van de rechtsbescherming. In dergelijke gevallen zal een beroep op contractsvrijheid doorgaans geen stand houden bij de rechter. Dat maakt dat een slecht geformuleerde monddoodclausule dus problematisch kan zijn.

Geen publiekrechtelijk rechtsgevolg, tenzij…

Volgens vaste jurisprudentie van onder meer het College van Beroep voor het bedrijfsleven, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Centrale Raad van Beroep, heeft een contractueel beding waarin afstand wordt gedaan van bezwaar of beroep geen publiekrechtelijk rechtsgevolg. Slechts onder strikte voorwaarden, bijvoorbeeld wanneer sprake is van een duidelijke en ongeclausuleerde afstandsverklaring ten aanzien van een concreet en inhoudelijk vaststaand besluit, kan een dergelijke verklaring rechtsgevolgen hebben (vgl. CBb 23 maart 2016, ECLI:NL:CBB:2016:68, r.o. 7.2). Het fundamentele karakter van rechtsbescherming betekent namelijk dat bestuursorganen en bestuursrechters over het algemeen niet gebonden zijn aan privaatrechtelijke afstandsverklaringen.

De casus: rechtbank Midden-Nederland d.d. 22 juli 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020:2863)

In de zaak van 22 juli 2020 ging het om een perceel waarop in 1981 een erfdienstbaarheid van niet-bebouwing was gevestigd. Tevens was in de leveringsakte bepaald dat de kopers (en hun rechtsopvolgers) zich, op straffe van een boete van een forse boete zouden onthouden van bezwaar tegen bebouwing met woonbestemming op het resterende deel van het perceel. De verkoper diende later een aanvraag in voor een omgevingsvergunning voor verbouwing tot woning, waartegen de kopers eerst een zienswijze en daarna bezwaar maakte tegen de bebouwing met woonbestemming. Ook tegen de erfafscheiding hebben de kopers een bezwaarschrift ingediend. De bezwaarschriftencommissie heeft de bezwaren ongegrond verklaard. De verkoper beriep zich vervolgens in de civiele procedure van 22 juli 2020 op schending van de monddoodclausule en eiste de verbeurde boete op van de bezwaarmaker.

De rechtbank Midden-Nederland oordeelde dat qua inhoud van de monddoodclausule er sprake was van een ontoelaatbare inbreuk op de rechtsbescherming van kopers om de navolgende redenen:

  1. uit de tekst van de clausule wordt op geen enkele wijze duidelijk om welke (toekomstige) bouwplannen het gaat. Onduidelijk is wat onder “enige bebouwing met woonbestemming” dient te worden verstaan;
  2. in de clausule is geen einddatum opgenomen. Er staat in de clausule dat de kopers nooit enig bezwaar mogen aantekenen. Dat betekent dat door de clausule dus voortdurend rechtsbescherming wordt onthouden aan de kopers en dus ook een voortdurende inbreuk wordt gemaakt maakt op de voornoemde grondrechten;
  3. er is in de akte bepaald dat de clausule moet worden opgelegd aan rechtsopvolgers van kopers en diens rechtsopvolgers etc. Het beding bevat dus onterecht “een eeuwigdurende werking ten laste van iedere nieuwe eigenaar”, zoals de rechtbank oordeelt.

Aldus werd in dit geval de monddoodclausule nietig verklaard. Daarmee was er geen verbod, en ook geen boete verbeurd.

Wat is de ruimte waarbinnen een monddoodclausule wél mogelijk is?

De vraag wanneer een monddood-clausule toelaatbaar is, is nog niet beantwoord door de Hoge Raad. Uit lagere rechtspraak volgt dat een monddoodclausule in uitzonderlijke gevallen wél civielrechtelijk toelaatbaar kan zijn. Essentieel is dan dat:

  1. de clausule betrekking heeft op een concrete situatie of ontwikkeling;
  2. de clausule een begrensde duur heeft;
  3. de clausule niet op onevenredige wijze toekomstige rechtsopvolgers bindt.

In een uitspraak van de rechtbank Amsterdam d.d. 6 januari 2010, ECLI:NL:RBAMS:2010:BR2022 oordeelde de rechtbank Amsterdam en de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 18 april 2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:2689 werd geoordeeld dat een monddood-clausule wél toelaatbaar was, omdat werd voldaan aan voornoemde voorwaarden.  

Afsluiting

Monddoodclausules bevinden zich op het snijvlak van contractsvrijheid, de openbare orde en goede zeden, en fundamentele rechtsbescherming. Alleen een zorgvuldig geformuleerde clausule kan toelaatbaar.

De noodzaak van een goede formulering, alsmede een passende boete, maken de kans groter dat een monddoodclausule wel effectief kan zijn. Ons kantoor adviseert en procedeert regelmatig over dit onderwerp.

Vragen?

Neem voor vragen contact op met Cindy Koningferander

Nieuwsbrief

Wilt u elke maand een overzicht van updates en blogs in uw mailbox? Schrijf u dan in voor onze nieuwsbrief!