In aanbestedingen zien we regelmatig dat inschrijvers ervaring willen inbrengen die zij niet zelf hebben opgedaan. Een recente uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland illustreert de valkuilen hiervan.
Het ging om een inschrijver die een referentieopdracht indiende die was uitgevoerd door haar voormalige moedermaatschappij. Inschrijver stelde dat de ervaring van de moedermaatschappij aan haar toegerekend moest worden, omdat zij een groot deel van de onderneming inmiddels had overgenomen.
De rechter ging hier niet in mee. Cruciaal was dat de inschrijver niet de gehele onderneming had overgenomen: de middelen waarmee de dienst moest worden uitgevoerd stonden nog op naam van de moedermaatschappij. Daardoor kon de inschrijver de referentie niet als eigen ervaring inbrengen. De inschrijving werd ongeldig verklaard.
Deze uitspraak benadrukt dat bij het inroepen van referenties na een overname de feitelijke overdracht doorslaggevend is. Niet alleen papierwerk, maar ook activa en personeel moeten daadwerkelijk zijn overgegaan. De aanbestedende dienst dient dit kritisch te beoordelen en het is aan de inschrijver om aan te tonen dat de voor die ervaring benodigde onderdelen nu daadwerkelijk van haar zijn. Lukt dat niet, dan zal de inschrijving ongeldig moeten worden verklaard.
Interessant van deze uitspraak is dat de rechter ook een overzicht geeft van de jurisprudentie over vergelijkbare gevallen. Dat maakt de uitspraak niet alleen relevant voor deze specifieke zaak, maar ook leerzaam voor aanbestedende diensten en inschrijvers in het algemeen.
Neem voor vragen contact op met mr. Menno de Wijs, advocaat
Wilt u elke maand een overzicht van updates en blogs in uw mailbox? Schrijf u dan in voor onze nieuwsbrief!
