We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.
Onze privacyverklaring:
Hieronder kunt u kiezen voor welke doeleinden u cookies op de website van De Clercq wilt toestaan.
Gaandeweg de exploitatie blijkt dan (vaak) dat een levensvatbare exploitatie van de betreffende onderneming niet mogelijk is, waardoor de franchisenemer genoodzaakt is om de exploitatie voortijdig te staken. Gevolg: aanzienlijk schade voor de franchisenemer en (indirect) de franchisegever. Ook in de rechtszaak die bij de rechtbank te Utrecht werd gevoerd, was er sprake van een onjuiste exploitatieprognose, verstrekt door de franchisegever aan een franchisenemer. Volgens de rechtbank te Utrecht kleven er aan het vestigingsplaatsonderzoek (VPO), dat ten grondslag zou liggen aan de exploitatieprognose, enige evidente fouten, zoals het ontbreken van de invloeden van (concurrerende) internetverkopen, een onjuiste inschaling van de concurrentie, alsmede een niet-onderbouwde hoge koopkrachtbinding. Doordat de inhoud van het VPO niet juist is, kan de daarop gebaseerde exploitatieprognose uiteraard (ook) niet juist zijn. De rechtbank acht het bewezen dat de franchisenemer een verkeerde voorstelling van zaken heeft gehad toen hij de franchiseovereenkomst ondertekende . De rechtbank vernietigt om die reden de franchiseovereenkomst, zodat deze geacht wordt nooit te hebben bestaan. Als schadevergoeding wordt in ieder geval een bedrag toegewezen gelijk aan het bedrag dat de franchisenemer zou hebben ontvangen als hij in loondienst zou zijn geweest.
In eerdere rechtspraak terzake ‘ prognose-kwesties’ wordt regelmatig aandacht besteed aan de kritische houding die een (kandidaat)franchisenemer van diverse gerechtelijke instellingen kennelijk moet innemen ten aanzien van een aan hem verstrekte exploitatieprognose. De rechtbank te Utrecht noemt dit element echter niet, ondanks dat de fouten in het VPO kennelijk “evident” zouden zijn. Of dit gelegen is in het feit dat enkel de franchisegever in redelijkheid deze fouten direct had kunnen zien, dan wel dat het VPO nooit is verstrekt aan de franchisenemer, is niet helder op te maken uit het vonnis. Wel is helder dat verschillende rechtbanken verschillend omspringen met de vraag hoe kritisch de houding van een franchisenemer mag (of moet) zijn als hij van zijn (toekomstige) franchisegever een exploitatieprognose ontvangt.
Voorgaande rechtvaardigt in ieder geval de conclusie dat bij het opstellen van een exploitatieprognose de grootste zorg in acht moet worden genomen. De (financiële) gevolgen kunnen immers aanzienlijk zijn.
Heeft u vragen over de exploitatieprognose, neemt u dan contact op met Menno de Wijs, advocaten bouwrecht en aanbestedingsrecht.