Deze website gebruikt cookies

We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.

Onze privacyverklaring:

Blogs / 

Anti-ronselbeding in strijd met vrijheid van verplaatsing, privacy en meningsuiting

Arbeid, Medezeggenschap & Mediation

14 maart 2019

Geschreven door

Henriëtte van Baalen

Renate Vink-Dijkstra

Blog Image
Werknemers zijn bij uitdiensttreding regelmatig gebonden aan een concurrentiebeding (art. 7:653 BW). Maar hoe zit dat eigenlijk met een anti-ronselbeding, waarbij het werknemers verboden is om oud-collega’s te benaderen en/of weg te lokken en hen ertoe te bewegen ergens anders in dienst te treden? In de hierna te bespreken uitspraak, oordeelde de rechter dat de werkgever geen beroep kon doen op het anti-ronsel beding, omdat het met de betreffende werknemers overeengekomen anti-ronselbeding in strijd is met het recht van verplaatsing, het recht op privacy en het recht op vrije meningsuiting. Wat was er aan de hand?

Drie werknemers zijn werkzaam bij werkgever, een bedrijf dat zich richt op de distributie van fitnessapparatuur. In hun arbeidsovereenkomst is onder andere een anti-ronselbeding opgenomen. In 2018 zijn alle drie de werknemers in dienst getreden bij een ander bedrijf dat zich ook bezig houdt met fitnessapparatuur. De werkgever start een procedure tegen de werknemers, omdat zij het anti-ronselbeding volgens de werkgever hebben overtreden, als gevolg waarvan de werknemers de op het anti-ronselbeding gestelde boetes verbeuren. De werkgever stelt dat het anti-ronselbeding valt onder de werking van art. 7:653 BW en daaraan dezelfde eisen worden gesteld als bij het concurrentiebeding.

De rechtbank wijst de vorderingen van de werkgever af. Volgens de rechter valt het anti-ronselbeding niet onder de werking van de bepalingen omtrent het concurrentiebeding, omdat het beding de werknemers niet verbiedt elders werkzaam te zijn of in dienst te zijn. Het beding moet getoetst worden aan de norm van het goed werknemer- en werkgeverschap. De rechtbank komt echter niet toe aan de toetsing aan deze norm, aangezien het beding in strijd is met de grondrechten vrijheid van verplaatsing, het recht op privacy en het recht op vrije meningsuiting. De inhoud van het beding vormt een beperking voor de werknemers om contacten te kunnen onderhouden met  oud-collega’s, zonder daarbij het risico te lopen op boetes. De werknemers worden dus beperkt in hun bewegingsvrijheid en het beding vormt daarmee een disproportionele inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer. Bovendien is het anti-ronselbeding in strijd met de vrijheid van meningsuiting, omdat de werknemers zich niet vrij kunnen uitlaten in de contacten met oud-collega’s.  De werkgever had het beding zodanig moeten formuleren dat het de werknemers verboden is om oud-collega’s te benaderen teneinde hen actief te bewegen de werkgever te verlaten.

Een anti-ronselbeding overeenkomen met werknemers is dus wel mogelijk, echter de formulering neemt zich nauw. Indien het anti-ronselbeding niet juist is geformuleerd, loopt de werkgever het risico dat er geen beroep op kan worden gedaan.

Vragen?

Heeft u vragen over dit artikel, neemt u dan contact op met ons team Arbeidsrecht, Medezeggenschap & mediation