We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.
Onze privacyverklaring:
Hieronder kunt u kiezen voor welke doeleinden u cookies op de website van De Clercq wilt toestaan.
Dan is de nieuwe Europese verordening betreffende het huwelijksvermogensrecht op uw huwelijk van toepassing. Dat wil zeggen, indien u vermogen bezit in één van de achttien aangesloten lidstaten. Deze lidstaten zijn in alfabetische volgorde België, Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Kroatië, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Spanje, Tsjechië en Zweden.
Deze Europese verordening wordt voor u pas echt relevant als uw huwelijk internationale aspecten heeft. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als:
De verordening geldt per 29 januari 2019 en is rechtstreeks toepasselijk in de deelnemende lidstaten. Per die datum is ook de nieuwe Europese verordening betreffende het vermogensrecht van geregistreerde partnerschappen van toepassing. Deze verordeningen hebben grotendeels dezelfde inhoud.
Hierna ga ik verder op hoofdlijnen in op de verordening voor het huwelijksvermogensrecht ('Verordening'). Fiscale aspecten worden in dit artikel buiten beschouwing gelaten.
De Verordening regelt het internationaal privaatrecht ('IPR'). In principe is het IPR van ieder land anders. Het grote voordeel van de Verordening is dat er achttien lidstaten meedoen, en dat daardoor in maar liefst achttien lidstaten de IPR-regels (verwijzingsregels) voor het huwelijksvermogensrecht hetzelfde zijn. Wie weet, sluiten de huidige andere tien lidstaten – in alfabetische volgorde Denemarken, Estland, Hongarije, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk – zich later alsnog aan. Dat zou mooi zijn in het kader van de doelstellingen van de Verordening, te weten:
Bent u vóór 29 januari 2019 getrouwd dan blijven de vóór die datum geldende IPR-regels van belang, tenzij u op of na die datum een (nieuwe) rechtskeuze heeft vastgelegd.
In de Verordening komt eerst het toepassingsgebied (1.) aan bod.
De Verordening betreft vervolgens:
ten aanzien van het vermogensstelsel van een huwelijk met internationale aspecten.
De algemene bepalingen en slotbepalingen (6.) van de Verordening bevatten onder meer de overgangsbepalingen.
Het is zowel op het dagelijkse beheer van het huwelijksvermogen van toepassing als op de vereffening daarvan, in het bijzonder ten gevolge van scheiding of overlijden.
De Verordening omvat (maar liefst!) 73 overwegingen en 70 artikelen. Bij de toepassing ervan zijn de overwegingen ook zeker van belang.
Hierna staat de volgende vraag centraal:
Ten eerste is het van belang dat de Verordening niet van toepassing is op:
De Verordening verandert dus niets aan de aard van uw eigendomsrecht of aan de aard van uw van de eigendom afgeleid recht op vastgoed, zoals een appartementsrecht of een recht van erfpacht.
De Verordening verandert ook niets aan de manier van inschrijving in een eigendomsregister voor vastgoed.
Gaat het om vastgoed in Nederland dan is voor de overdracht nodig:
Hoofdzakelijk aanknopingspunt voor de verwijzingsregels is de gewone verblijfplaats van de echtgenoten. Zo ook voor de verwijzingsregel voor de bevoegde rechter. Alleen maar in een uitzonderlijk geval is de rechter van de lidstaat waar het vastgoed is gelegen bevoegd, en dan ook uitsluitend ten aanzien van dat vastgoed (artikel 10 Verordening).
In geval van overlijden van een van de echtgenoten wordt aangeknoopt bij de rechter die bevoegd is te beslissen over de erfopvolging (artikel 4 Verordening). In het algemeen is dat de rechter van de lidstaat waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had.
In geval van (echt)scheiding of nietigverklaring wordt aangeknoopt bij de rechter die bevoegd is daarover te beslissen (artikel 5 Verordening). In eerste instantie is dat de rechter van de lidstaat op het grondgebied waarvan de echtgenoten hun gewone verblijfplaats hebben.
In andere gevallen kunnen echtgenoten als zij dat willen, vastleggen welke rechter bevoegd is te beslissen in zaken die hun huwelijksvermogensstelsel betreffen (Forumkeuze, artikel 7 Verordening).
Zij kunnen kiezen voor:
Maar er kan dus niet gekozen worden voor de rechter van de lidstaat waar het vastgoed is gelegen.
Het recht dat op grond van de Verordening als toepasselijk recht wordt aangewezen, hoeft niet per se het recht van een lidstaat te zijn. Zo kan bijvoorbeeld het recht van de staat Brazilië van toepassing zijn (Universele toepassing, artikel 20 Verordening).
Mocht het recht van de staat Brazilië van toepassing zijn, dan geldt dat voor alle onder het huwelijksvermogensstelsel vallende vermogensbestanddelen, dus eveneens voor het vastgoed (Eenheid van het toepasselijke recht, artikel 21 Verordening). Voor vastgoed is het dus niet zo dat het huwelijksvermogensrecht van de plaats van ligging van toepassing is.
Echtgenoten kunnen vastleggen welk recht van toepassing is op hun huwelijksvermogensstelsel (Rechtskeuze, artikel 22 Verordening). Dat kan zijn het recht van:
Echtgenoten kunnen kiezen of een wijziging in het toepasselijke recht alleen gevolgen heeft voor de toekomst of al geldt vanaf de begindatum van het huwelijk. In dat laatste geval blijven rechten van derden overeind staan. De notaris kan u daarover adviseren in uw geval. In de meeste gevallen is het nodig deze rechtskeuze in een notariële akte vast te leggen om ervoor te zorgen dat de keuze formeel geldig is. Bovendien heeft de notaris een adviserende rol.
Overigens geldt de rechtskeuze voor het gehele huwelijksvermogen. Op basis van de Verordening kan men geen gedeeltelijke rechtskeuze maken.
Hebben echtgenoten geen rechtskeuze gemaakt, dan is – in het kort – van toepassing het recht van:
Het valt buiten het bestek van dit artikel om de uitzonderingen hierop te vermelden.
In artikel 28 van de Verordening staat een uitgebreide regeling over de rechtsgevolgen ten aanzien van derden.
Mocht op een of andere manier het toepasselijke recht niet aan een derde kunnen worden tegengeworpen, dan worden de rechtsgevolgen van het huwelijksvermogensstelsel ten aanzien van de derde in het geval van vastgoed beheerst door het recht van de staat van ligging van het vastgoed.
Dit kan worden voorkomen door het huwelijksvermogensstelsel (indien de rechtsgevolgen door het recht van een andere staat worden beheerst) openbaar te maken of in te schrijven. Gaat het om een vastgoedtransactie dan moet dit gebeuren conform het recht van de staat waar het vastgoed is gelegen.
In Nederland vindt bekendmaking plaats via het huwelijksgoederenregister. Hier ligt een taak voor de Nederlandse notaris.
Op basis van artikel 30 van de Verordening kan een lidstaat een bepaling van bijzonder dwingend recht aanwijzen die voorgaat op het bepaalde in de Verordening. In de overwegingen worden als voorbeeld genoemd voorschriften ter bescherming van de gezinswoning.
De Nederlandse wetgever heeft hier gebruik van gemaakt door aan artikel 1:88 Burgerlijk Wetboek een nieuw lid 7 toe te voegen:
Weliswaar is dit een voorrangsregel en gaat deze regel voor op het bepaalde in de Verordening, maar let op: er geldt ook Nederlands overgangsrecht. Op grond daarvan blijft het voorheen geldende Nederlandse IPR gelden voor huwelijken die tussen 1 september 1992 en 29 januari 2019 zijn gesloten, tenzij echtgenoten op of na 29 januari 2019 een rechtskeuze uitbrengen voor het toepasselijke huwelijksvermogensrecht.
De betreffende voorheen geldende Nederlandse IPR regel (vervallen artikel 10:40 Burgerlijk Wetboek) luidde:
Deze regel geldt ongeacht het recht dat het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten beheerst, en ongeacht het recht dat van toepassing is op de persoonlijke rechtsbetrekkingen tussen de echtgenoten.
Hoofdregel is dat de in een lidstaat gegeven beslissing in een andere lidstaat wordt erkend zonder extra procedure.
Voor de uitvoerbaarheid daarvan in een andere lidstaat is wel een procedure van toepassing, die begint met indiening van een verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid bij het bevoegde gerecht dan wel de bevoegde instantie.
Hierboven onder 3. is vermeld dat het in de meeste gevallen nodig is een rechtskeuze in een notariële akte vast te leggen om ervoor te zorgen dat de keuze formeel geldig is.
Het is daarom goed te weten dat de Verordening bepaalt dat een in een lidstaat verleden authentieke akte in een andere lidstaat dezelfde bewijskracht heeft als in de lidstaat van oorsprong.
Aangesloten lidstaten hebben de verplichting om bepaalde gegevens over hun wetgeving en procedures inzake huwelijksvermogensstelsels mede te delen.
Op dit moment zijn onder meer de volgende websites beschikbaar voor het vinden van praktische informatie over koppels in de EU: “Your Europe > Citizens > Family > Couple” en “Koppels in Europa”.
Ter illustratie van hetgeen hiervoor is uiteengezet, volgt nu een voorbeeld.
Marie heeft de Duitse nationaliteit. Jean heeft de Belgische nationaliteit. Zij zijn 3 jaar geleden in Frankfurt getrouwd, waar zij ook een tijd hebben gewoond. Ze wonen en werken in Brussel. Ze wonen in hun koopappartement. Zij hebben geen huwelijkse voorwaarden gemaakt.
Nu heeft Marie een mooie positie aangeboden gekregen door haar werkgever. Daarvoor zal zij wel de komende paar jaar in Amsterdam worden gestationeerd. Zij zal doordeweeks in Amsterdam zijn en ’s weekends in Brussel. Ze heeft al zoveel mogelijk tickets voor de Thalys met vroegboekkorting geboekt.
Vooralsnog verblijft Marie doordeweeks in een hotel in Amsterdam, maar Marie en Jean overwegen een studio in Amsterdam te kopen. Ze denken dat dat ondanks de gekte op de huizenmarkt toch voordeliger is dan een studio huren.
Omdat Marie en Jean vóór inwerkingtreding van de Verordening zijn getrouwd, moet gekeken worden welke daarvóór geldende IPR-regels (verwijzingsregels) van toepassing zijn.
Op “Koppels in Europa” is te lezen dat voor huwelijken in Duitsland gesloten tot en met 28 januari 2019 de eigen internationale Duitse regels gelden. Bij afwezigheid van een rechtskeuze, is het gemeenschappelijk nationaal recht van de echtgenoten ten tijde van het huwelijk van toepassing. Indien de echtgenoten op dat moment niet dezelfde nationaliteit hebben, is het recht van het land waar zij gezamenlijk verblijven van toepassing.
Dat laatste geldt voor Marie en Jean. Duits recht is van toepassing op hun huwelijksvermogen.
Omdat zij geen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt, is het Duits wettelijk huwelijksvermogensstelsel van toepassing, te weten dat van gemeenschap van aanwinsten ('Zugewinngemeinschaft'). Dit houdt in feite in een scheiding van goederen, maar indien de goederen van de echtgenoten tijdens het huwelijk zijn toegenomen, wordt er 50:50 verdeeld dan wel afgerekend bij de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel, bijvoorbeeld door overlijden of echtscheiding.
Het koopappartement is gezamenlijk aangekocht en verkregen en is door de gezamenlijke verkrijging gemeenschappelijk eigendom, niet door de 'Zugewinngemeinschaft'.
Als Marie en Jean besluiten een rechtskeuze voor hun huwelijksvermogensstelsel uit te brengen, kan dat voor:
Voor de aankoop van de studio in Amsterdam moeten Marie en Jean naar een Nederlandse notaris. Die zal de akte van levering opmaken, en daarnaast is het in Amsterdam de praktijk dat de notaris ook de koopovereenkomst opstelt.
Verder is artikel 10:40 Burgerlijk Wetboek zoals dat voorheen gold, van toepassing.
Ervan uitgaande dat zowel Jean als Marie hun gewone verblijfplaats nog in België hebben, is Belgisch recht van toepassing op de vraag of de ene echtgenoot voor een rechtshandeling de toestemming van de andere echtgenoot nodig heeft. In dit geval verkrijgen zij de studio samen in eigendom, bezwaren zij deze samen met een recht van hypotheek en verlenen zij elkaar door die gezamenlijke rechtshandelingen al impliciet toestemming.
Ten slotte kan het zinvol zijn de Nederlandse notaris te vragen in het Nederlandse huwelijksgoederenregister in te schrijven dat het huwelijksvermogensregime niet wordt beheerst door het Nederlandse recht.
Indien het wetsvoorstel waarin wijziging van artikel 10:45 Burgerlijk Wetboek is meegenomen wet wordt, zal het ook mogelijk zijn het toepasselijke huwelijksvermogensstelsel van echtgenoten in het Nederlandse huwelijksgoederenregister in te schrijven. Koppels die na invoering daarvan gaan trouwen of het op hun huwelijksvermogensstelsel toepasselijke recht bepalen, kunnen zich dan ten opzichte van derden op dat toepasselijke huwelijksvermogensstelsel beroepen.
Heeft u vragen over deze casus, neemt u dan contact op met ons team Vastgoed & Overheid.