Vorige week vrijdag 14 november 2025 heeft de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening bij brief vijf maatregelen voorgesteld.
Deze maatregelen moeten de positie van arbeidsmigranten, expats en studenten op de woningmarkt verbeteren. De voorgestelde maatregelen zijn:
De regels met betrekking tot de huur van woonruimte zijn op grond van artikel 7:232 lid 2 BW niet van toepassing op de huur van woonruimte dat naar zijn aard slechts van korte duur is. Op dit moment wordt deze zogenaamde short-stay uitzondering veel gebruikt in huurovereenkomsten voor arbeidsmigranten. Indien zij de huurovereenkomst zouden voorleggen aan een rechter of aan de Huurcommissie zal veelal worden geoordeeld dat er geen sprake is van een dergelijke huurovereenkomst. Het probleem is echter dat arbeidsmigranten, maar ook andere huurders, niet snel die stap zetten. Dat heeft tot gevolg dat de short-stay praktijk zonder huurbescherming blijft bestaan.
Om die reden stelt de minister voor om de aard van korte duur te normeren door daar een maximale duur van 30 dagen aan te verbinden.
Om ervoor te zorgen dat de voorgestelde normering ook daadwerkelijk wordt nageleefd heeft de minister ook een aanpassing van de Wet goed verhuurderschap voorgesteld. In die wet wordt een bevoegdheid gecreëerd voor gemeenten om bestuursrechtelijk handhavend op te kunnen treden tegen oneigenlijk gebruik van huurovereenkomsten.
De minister stelt verder voor om arbeidsmigranten toe te voegen aan de lijst van groepen in het Besluit specifieke groepen (artikel 7:271 lid BW). Dat biedt dan ruimte om met arbeidsmigranten een tijdelijke huurovereenkomst te sluiten. De minister wil daar vervolgens wel nog de voorwaarde aan verbinden dat de verhuurde woonruimte voldoet aan de zogenaamde Roemer-norm. Dat betekent dat er een eigen slaapkamer moet zijn van minimaal 5,5 m2, er minimaal 15 m2 leefruimte is per persoon en alle voorzieningen onder één dak aanwezig zijn. Alleen als daaraan is voldaan mag een tijdelijke huurovereenkomst worden aangeboden. Daarmee beoogt de minister ook de kwaliteit van de huisvesting voor arbeidsmigranten te waarborgen.
Op dit moment geldt bij tijdelijke huurovereenkomsten dat deze bij een verlenging gelden voor onbepaalde tijd. Vanwege de normering van de maximale duur in geval van een short-stay overeenkomst, acht de minister het redelijk om meer flexibiliteit in tijdelijke huurovereenkomsten aan te bieden. De minister stelt voor om toe te staan dat tijdelijke huurovereenkomsten éénmalig worden verlengd, maar wel telkens tot een maximale duur van twee jaar. Het voorstel geldt voor alle groepen die vallen onder het Besluit specifieke groepen.
Tot slot stelt de minister een wijziging voor die geldt voor alle soorten werknemers, dus niet alleen voor arbeidsmigranten. De wijziging gaat gelden voor huurovereenkomsten tussen werkgevers en werknemers die voor onbepaalde tijd zijn aangegaan én zien op woningen die zijn gelegen op het eigen terrein van de werkgever. Er wordt in de wet een nieuwe opzeggingsgrond opgenomen dat een werkgever de huurovereenkomst mag opzeggen indien de arbeidsrelatie is beëindigd en de woonruimte nodig is voor een volgende werknemer.
De minister wil voornoemde voorstellen begin 2026 in internetconsultatie brengen zodat alle belanghebbenden op de voorstellen kunnen reageren. Met name of de voorstellen leiden tot werkbare oplossingen voor zowel huurders als verhuurders die door de voorstellen worden geraakt.
Het Team Vastgoed & Overheid houdt de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten, mochten er vragen zijn over (af)lopende huurovereenkomsten, wij helpen u graag!
Wilt u elke maand een overzicht van updates en blogs in uw mailbox? Schrijf u dan in voor onze nieuwsbrief!
