We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.
Onze privacyverklaring:
Hieronder kunt u kiezen voor welke doeleinden u cookies op de website van De Clercq wilt toestaan.
Een onderaannemer is door de hoofdaannemer ingeschakeld om een betonnen vloer te gieten voor een groot bouwproject. Deze onderaannemer bestelt een flinke hoeveelheid betonmortel bij een externe leverancier en giet de betonnen vloer vervolgens in drie etappes. Een maand na de stort constateert de hoofdaannemer dat er aanzienlijke schade is aan de betonnen vloer, waarop hij verhaal gaat halen bij de onderaannemer en deze aansprakelijk stelt. De onderaannemer spreekt op zijn beurt de leverancier van de betonmortel aan en stelt dat deze aansprakelijk is voor de losgekomen vloer. Is hier nu sprake van een gebrekkig product of van gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden? Om te bepalen wie daadwerkelijk aansprakelijk is en de schade zal moeten dragen, moet worden onderzocht wie in het proces steken heeft laten vallen.
De Raad van Arbitrage onderzoekt de kwaliteit van de geleverde betonmortel. De Raad komt tot de conclusie dat de leverancier zich aan alle toepasselijke normen heeft gehouden en dat de betonmortel in kwestie van deugdelijke kwaliteit is. Het feit dat de betonmortel, zoals de onderaannemer stelde, wellicht lastiger te bewerken was of moeilijk om te storten, is geen omstandigheid die voor rekening van de leverancier komt. Daarmee verschuift de aandacht naar de onderaannemer. Deze stort jaarlijks ongeveer 1.000.000 m2 beton. Van een zodanig professionele partij mag je verwachten dat zij weet wat ze doet, aldus de Raad. Zo had de onderaannemer andere eisen kunnen stellen aan de betonmortel als zij dat nodig had geacht. Dit heeft de onderaannemer echter niet gedaan. Volgens de Raad kan in het midden blijven wat er precies is gebeurd tijdens het storten van het beton, nu al vaststaat dat met de betonmortel niets mis is.
Het is duidelijk dat de Raad van Arbitrage veel waarde hecht aan de expertise en professionaliteit van de onderaannemer. Zodra blijkt dat de aangeleverde grondstoffen van de leverancier voldoen aan de eisen die daaraan worden gesteld, moet een (onder)aannemer van goeden huize komen wil hij aantonen dat hem geen blaam treft.
Heeft u vragen over deze blog, neemt u dan contact op met Per van der Kooi.