We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.
Onze privacyverklaring:
Hieronder kunt u kiezen voor welke doeleinden u cookies op de website van De Clercq wilt toestaan.
Om het verschil in positie tussen de stichtingsbestuurder en een bestuurder van een NV of BV helder te hebben, is inzicht in de positie van de vennootschapsbestuurder van belang. Voor het ontslag van een statutair bestuurder van een NV of BV is een rechtsgeldig besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders vereist. Wanneer de aandeelhouders besluiten om een statutair bestuurder te ontslaan, mag de vennootschap de arbeidsovereenkomst opzeggen. Het is voor de bestuurder van een vennootschap niet mogelijk om herstel van de arbeidsovereenkomst te vorderen. De rechter kan op zijn verzoek wel beoordelen of er een redelijke grond was voor de opzegging en of hier inhoudelijke gebreken aan kleven. Wanneer er geen redelijke ontslaggrond is of de vennootschap ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, kan de bestuurder aanspraak maken op een billijke vergoeding. De rechterlijke toetsing van het ontslag van de bestuurder vindt dus altijd achteraf, na het ontslag, plaats.
De positie van de stichtingsbestuurder is anders dan die van de bestuurder van de vennootschap en lijkt meer op die van een ‘gewone werknemer’. Daar waar de algemene vergadering van aandeelhouders beslist over het lot van de vennootschapsbestuurder, betreft dit bij stichtingen vaak – op grond van de statuten – de Raad van Toezicht. Voordat een Raad van Toezicht kan overgaan tot ontslag, is ofwel goedkeuring van de rechter ofwel instemming van de bestuurder vereist. In praktijk leidt dit vaker tot juridische procedures, welke onzekerheid met zich meebrengen voor de stichting en diens bestuurder. Wanneer een rechter besluit de arbeidsovereenkomst niet te ontbinden, kan de stichtingsbestuurder wedertewerkstelling vorderen. Een onwenselijke situatie voor de Raad van Toezicht van de stichting, zeker wanneer zij geen vertrouwen meer heeft in haar bestuurder.
De bestuurder van de stichting geniet op dit moment een preventieve ontslagbescherming. Als de Raad van Toezicht afscheid wil nemen van een bestuurder en daar met die bestuurder geen overeenstemming over kan bereiken, is tussenkomst van de rechter vereist. Het wetsvoorstel Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen brengt hier verandering in.
Daarnaast worden met de invoering van de WBTR de ontslaggronden voor stichtingsbestuurder uitgebreid. Op dit moment kan de stichtingsbestuurder door het OM of iedere belanghebbende worden ontslagen:
Vanaf 1 juli 2021 kan een stichtingsbestuurder ook worden ontslagen indien er sprake is van:
Met de WBTR wordt, mede naar aanleiding van het advies van de Commissie vennootschapsrecht, aangesloten bij de criteria voor ontslag van een commissaris van een structuurvennootschap door de Ondernemingskamer.
Het wetsvoorstel trekt de positie van de stichtingsbestuurder daarmee gelijk met de positie van een bestuurder van een BV of NV De Raad van Toezicht kan de stichtingsbestuurder in beginsel ontslaan zonder tussenkomst van de rechter. De preventieve ontslagbescherming is dan ook niet langer op hem van toepassing.
Dit betekent echter niet dat de Raad van Toezicht de stichtingsbestuurder zomaar kan ontslaan. De Raad van Toezicht zal hiervoor wel een ontslaggrond moeten aanvoeren. Deze grond zal de Raad van Toezicht ook moeten kunnen onderbouwen. Wij verwachten dat deze ontslaggrond in praktijk – net als bij de vennootschapsbestuurder – vaak een gebrek aan vertrouwen zal betreffen.
Bovendien geldt onder de WBTR dat de bestuurder voorafgaand aan het ontslag moet worden gehoord door de Raad van Toezicht. Indien de bestuurder van de stichting het niet eens is met het ontslag, kan hij de rechter altijd achteraf vragen het ontslag te toetsen.
Tot slot kan veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting en haar bestuurder, na invoering van de WTBR, niet meer door de rechter worden uitgesproken. Dit betekent feitelijk dat de arbeidsovereenkomst eindigt wanneer de Raad van Toezicht een rechtsgeldig ontslagbesluit neemt.
Met de invoering van de WBTR komt de preventieve ontslagbescherming van de stichtingsbestuurder te vervallen. Ook worden de ontslaggronden ten behoeve van het ontslag van de bestuurder van de stichting verruimd. Daarmee wordt de positie van de bestuurder van een stichting gelijk getrokken met die van de bestuurders van de NV en BV. Wij verwachten dan ook dat de stichtingsbestuurder – evenals de vennootschapsbestuurder – meer (financiële) zekerheid zal wensen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst in verband met de kans op en de risico’s van een plotseling ontslag.
Renée Huijsmans, advocaat Arbeid, Medezeggenschap & Mediation
Deel 1: Tegenstrijdig belang in de nieuwe WBTR
Deel 2: Ontslag stichtingsbestuurder
Deel 3: Toezicht bij stichtingen en verenigingen
Deel 4: Belet en ontstentenis