We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.
Onze privacyverklaring:
Hieronder kunt u kiezen voor welke doeleinden u cookies op de website van De Clercq wilt toestaan.
De werknemer is sinds 1984 in dienst bij de werkgever als bouwkundig tekenaar. In januari 2012 is werknemer ernstig ziek geworden, waarna werknemer per juni 2014 zijn werkzaamheden weer volledig heeft hervat. In januari 2015 is de diagnose non-hodgkin bij werknemer vastgesteld. Ondanks deze diagnose heeft werknemer steeds doorgewerkt. Sinds eind januari 2015 hebben partijen slechts aan de hand van briefjes met elkaar gecommuniceerd. Op 30 januari 2017 heeft de werkgever geschreven: “Morgen is je laatste werkdag hier. Vergeet niet de sleutel achter te laten. Veel succes!”[1] De werknemer is vertrokken, maar heeft bij de werkgever aangegeven dat hij de gang van zaken niet accepteert.
De jurist van de werknemer heeft vervolgens onder andere aangegeven dat werknemer niet kan instemmen met een eventueel ontslag. Hierop volgend heeft de werknemer betaling van onder andere een billijke vergoeding en transitievergoeding gevorderd. De werkgever verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Volgens de werkgever functioneerde de werknemer als gevolg van ziekte niet langer naar behoren.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het briefje met de handgeschreven tekst moet worden aangemerkt als een ‘opzegging’ van de arbeidsovereenkomst en dat de werknemer daar niet mee heeft ingestemd. De opzegging is gedaan zonder opzeggingsgrond en dus in strijd met de geldende opzeggingsbepalingen. De opzegging is dus vernietigbaar. De werknemer heeft echter gekozen te berusten in het ontslag en aanspraak gemaakt op een billijke vergoeding. Over de hoogte van de billijke vergoeding heeft de kantonrechter geoordeeld dat bij de begroting daarvan alle omstandigheden van het geval betrokken moeten worden (conform het Hair-styling arrest van de Hoge Raad). De billijke vergoeding omvat in ieder geval inkomensschade van 6 maanden (ad € 17.500,-- bruto), conform de duur van een gemiddeld genomen te doorlopen functioneringstraject. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de wijze van beëindigen na een dienstverband van 33 jaar de werknemer onnodig psychisch leed heeft berokkend. Dit rechtvaardigt een immateriële schadevergoeding (ad € 7.500,-- bruto). Ook ontvangt de werknemer een bedrag aan gefixeerde schadevergoeding vanwege de onregelmatige opzegging. Tot slot heeft de kantonrechter geoordeeld dat, nu de arbeidsovereenkomst door opzegging door de werkgever is geëindigd, de werkgever de transitievergoeding verschuldigd is (ad € 41.505,50). De vorderingen van werkgever worden afgewezen.
Heeft u vragen over dit artikel, neemt u dan contact op met ons team Arbeidsrecht, Medezeggenschap & mediation