We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.
Onze privacyverklaring:
Hieronder kunt u kiezen voor welke doeleinden u cookies op de website van De Clercq wilt toestaan.
Naast een aantal belangrijke wettelijke rechten en bevoegdheden, heeft de OR ten aanzien van een aantal onderwerpen ook een expliciete zorgtaak. Deze onderwerpen zien bijvoorbeeld op naleving van de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden maar ook op het waken tegen discriminatie, het bevorderen van gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de zorg van de onderneming voor het milieu. In dit vijfde en laatste blog in de serie ‘Effectieve medezeggenschap‘ in het kader van ‘november de maand van de medezeggenschap’ lichten wij toe hoe de OR zijn rol kan pakken als het gaat om belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen die leven binnen de organisatie.
Al in de eerste Wet op de ondernemingsraden uit 1950, kreeg de OR de bevoegdheid toebedeeld om toezicht te houden op de naleving van arbeidsvoorwaarden en verschillende andere wettelijke regelingen. Bij verschillende wetswijzigingen is deze bevoegdheid verruimd. Zo veranderde in 1971 de toezichthoudende taak van de OR in een bevorderende taak en regelde de wetswijziging van 1979 dat de stimulerende taak van de OR niet alleen zag op de naleving van wettelijke voorschriften, maar op alle voorschriften ten aanzien van arbeidsvoorwaarden, gezondheid en veiligheid. Daarnaast wordt in de wet ook opgenomen dat de bevorderende taak van de OR ook het waken tegen discriminatie en het bevorderen van gelijke behandeling van mannen en vrouwen omvat. In 1998 is deze taak aangevuld met de zorg voor het milieu. Tegelijkertijd werd het adviesrecht van art. 25 lid 1 sub l WOR toegevoegd: “De OR heeft een adviesrecht over elk voorgenomen besluit tot het treffen van een belangrijke maatregel in verband met de zorg van de onderneming voor het milieu (…)”.
Naast de wetswijzigingen door de jaren heen, wordt de zorgtaak ook nader ingekleurd door de literatuur, jurisprudentie en maatschappelijke ontwikkelingen. Zo zien voorschriften ten aanzien van gezondheid en veiligheid ook op psychosociale arbeidsbelasting (PSA). In de Arbowetgeving is de volgende definitie van PSA opgenomen: stress en lichamelijke, psychische en sociale klachten, veroorzaakt door ongewenste omgangsvormen of hoge werkdruk. Bij ongewenste omgangsvormen moet gedacht worden aan pesterijen, agressie en geweld, discriminatie of seksuele intimidatie.
Ook zal moeten worden uitgekristalliseerd wat moet worden verstaan onder het in lid 4 van art. 28 WOR genoemde ‘treffen of wijzigingen van beleidsmatige, organisatorische en administratieve voorzieningen in verband met het milieu.’ Ziet dit bijvoorbeeld ook op het vergroenen van de leaseregeling, het plaatsen van zonnepanelen of het opzeggen van samenwerkingsverbanden met derden uit de fossiele sector?
Door de toenemende maatschappelijk aandacht voor dergelijke onderwerpen zal ook de OR hier in ieder geval aandacht aan moeten besteden.
Anders dan het advies- en instemmingsrecht, is geen expliciete sanctiebevoegdheid voor de OR opgenomen en dus ook geen procesingang. In de rechtspraak wordt wisselend geoordeeld over de vraag of art. 28 WOR een basis kan vormen voor een procedure. De voorzieningenrechter ging er in een kwestie in 2020 wel vanuit dat de OR ontvankelijk was in zijn op art. 28 WOR gebaseerde vordering. Hier had de OR gesteld dat zijn procesbevoegdheid voortvloeit uit zijn handhavende taak op grond van art. 28 WOR. Omdat de wederpartij hiertegen geen verweer had gevoerd, ging de rechter uit van een procesbevoegdheid van de OR. In de noot bij deze uitspraak, wordt opgemerkt dat bij een geschil, dat ziet op de vraag hoe een goed werkgever dient te opereren jegens de in de onderneming werkzame personen, er voldoende reden kan zijn om de OR op grond van art. 28 WOR een positie in rechte toe te kennen. De wetgever heeft de OR over de in art. 28 WOR genoemde onderwerpen immers uitdrukkelijk een zorgtaak toegekend en het belang van proceseconomie (TRA 2020/47). De kantonrechter Utrecht oordeelde vervolgens eerder dit jaar dat het voor de hand ligt om aan te nemen dat een OR in rechte kan optreden waar dat voor een doelmatige vervulling van zijn taak wenselijk is. De rechter oordeelt dat die taak bij de naleving van de in artikel 28 lid 1 WOR genoemde voorschriften niet te beperkt moet worden opgevat.
Artikel 28 WOR en het initiatiefrecht van de OR (art. 23 lid 3 WOR) gaan hand in hand. Het initiatiefrecht is een mooi instrument om, gelet op de zorgtaak van de ondernemingsraad, thema’s die zien op het sociale beleid in ruime zin onder de aandacht van de ondernemer te brengen. De OR kan dit doen door deze op de agenda van de overlegvergadering te plaatsen. Tijdens de overlegvergadering kunnen niet alleen de toezichthouder, maar ook externe deskundigen worden uitgenodigd. Ook kan de OR, proactief en buiten de overlegvergadering om, (schriftelijk) een initiatiefvoorstel doen dat ziet op de invoering van nieuw beleid of een aanscherping van een reeds bestaand beleid. De ondernemer is dan onder andere verplicht dit voorstel tijdens een overlegvergadering met de OR te bespreken. De ondernemer moet vervolgens zo spoedig mogelijk gemotiveerd aangeven of hij in overeenstemming met dit voorstel zal besluiten.
Artikel 28 WOR biedt de OR de mogelijkheid te fungeren als brug tussen de maatschappij en de werkvloer en zo bij te dragen aan maatschappelijke thema’s. Het is voor de OR belangrijk de actualiteit te volgen en te onderzoeken hoe deze onderwerpen zich verhouden tot de eigen organisatie. Dit draagt bij aan de kwaliteit en het draagvlak van de besluiten en daarmee aan de continuïteit van de organisatie.