We gebruiken cookies om content en advertenties te personaliseren, om sociale mediafuncties aan te bieden en om ons verkeer te analyseren. We delen ook informatie over uw gebruik van onze site met onze sociale media-, advertentie- en analysepartners, die deze kunnen combineren met andere informatie die u aan hen heeft verstrekt of die zij hebben verzameld op basis van uw gebruik van hun diensten.
Onze privacyverklaring:
Hieronder kunt u kiezen voor welke doeleinden u cookies op de website van De Clercq wilt toestaan.
Zie hierover mijn blog: “Normalisering rechtspositie ambtenaren: er is werk aan de winkel!”). De regelingen die zijn gekoppeld aan het werken onder een arbeidsovereenkomst dan wel een aanstelling, verschillen van elkaar. Naar aanleiding van een recent voorbeeld uit de jurisprudentie ga ik in op de ketenregeling onder zowel de arbeidsovereenkomst van de werknemer als de aanstelling van de ambtenaar.
Belangrijk in het arbeidsrecht is dat de werknemer – zo nu en dan – behoort te worden beschermd tegen de werkgever. Zo voorkomt de wettelijke ketenregeling dat de werknemer eeuwig vastzit aan tijdelijke contracten. Deze regeling zegt dat als tijdelijke arbeidsovereenkomsten elkaar opvolgen (met tussenpozen van hooguit 6 maanden) en tezamen een periode van 24 maanden overschrijden, de laatst geldende arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is. Dit geldt ook voor het 4e tijdelijk contract binnen de 24 maanden.
In een recente zaak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) was een docente gedurende twintig jaar werkzaam bij de UvA. Het grootste deel van deze tijd werkte zij op basis van een arbeidsovereenkomst met verschillende uitzendbureaus voor de UvA. Pas in de periode van augustus 2015 tot augustus 2016 werkte zij direct onder de UvA, en wel op basis van een tijdelijke aanstelling. De docente zou een vaste aanstelling krijgen als zij naar behoren zou functioneren.
De docente kwam hiertegen in bezwaar, beroep en hoger beroep. Met een beroep op de ketenregeling, stelde zij zich op het standpunt dat al eerder een vaste aanstelling bij de UvA is ontstaan. Zij kreeg het spreekwoordelijke lid op de neus.
In deze zaak is de CAO NU van toepassing. Op grond daarvan worden – bij de bepaling van de ingangsdatum van de publiekrechtelijke aanstelling – de eerdere uitzendperiodes niet meegeteld. De ketenregeling wordt niet overtreden. Kortom, op grond van de CAO NU maakt de reeks uitzendovereenkomsten die wordt afgesloten met de aanstelling niet dat de aanstelling nu voor vast is, in plaats van tijdelijk.
Deze zaak laat allereerst zien dat de arbeidsovereenkomst (of uitzendovereenkomst) en de aanstelling goed van elkaar moeten worden onderscheiden. Daarnaast laat deze zaak zien dat de toepasselijke CAO een belangrijke rol speelt en de ketenregeling deels opzij kan zetten.